Tuesday, 3 April 2012

India de laatste dag van mijn reis


En toen was ik terug in het Indiase kustplaatsje. Om bij te bruinen, en omdat het dichtbij het vliegveld was. Ik wilde proberen de buikwrijvende hoteleigenaar, we noemen hem Rashid, te vermijden.
Dat mislukte. Ik liep 's ochtends het busstation, en daar stond hij, in de deuropeneing van zijn hotel, zijn tanden te poetsen. (tandenpoetsen is in India een hele openbare gelegenheid, op de een of andere doet iedereen dat op straat. Zelfs de mensen met badkamers. Ik weet niet wat dat is)
Rashid was verbaasd maar niet beledigd dat ik niet in zijn hotel sliep. En hij leek wel blij me te zien. Ik kreeg thee en ontbijt en hij vroeg; ' heb je het gehoord, van de moord?' Dat had ik. Er was een visserman vermoord, een week eerder.
Dus ik zei ja, de visserman. 'Oja, ja die ook, nee er is een nederlandse vrouw vermoord door haar vriend.' In een maand hadden er twee moorden plaatsgevonden in dit kleine kustplaatsje.

We reden naar zijn nieuwe hotel. Het was zondagochtend 10 uur, en kwamen we één van zijn bouwvakkers tegen. Hij was dronken. Rashid lachtte een vaderlijk, besmuikt lachje en we reden verder. We kwamen een andere medewerker van hem tegen. Tegen hem was Rashid minder vriendelijk. Ze hadden duidelijk woorden. En de man keek bezorgd en bang. Alles wat ik begreep was dat hij naar het ziekenhuis moest met zijn zoontje. Rashid startte de auto en vertelde dat de man 'm bedrogen had. Hij had mensen ingecheckt op een bepaalde datum, later de datum veranderd en zo twee dagen kamerhuur gestolen. 'Na alles wat ik voor deze man gedaan heb.'
'Is het geen vergissing probeerde ik nog?' Maar ik snap niets van dit land, en al helemaal niet hoe het is om tientallen Indiers voor je te hebben werken. Dus ik liet t maar. Maar de ogen de man leken me geen ogen van een dief.
Bij het hotel aangekomen waren enkelen mensen hard aan het werk en ik speelde wat de kindjes: gillend handjeklap met drie prachtige zusjes en van de moeder kreeg ik koffie en ontbijt. De kinderen en ik vergeleken onszelf: onze tanden waren allemaal wit. Ik had een roze huid, zij een bruine. We hadden allemaal een roze tong, en de huid onder onze nagels was ook roze. Maar mijn ogen waren blauw en van hen bruin. Er stond een mooi houten olifantje in het huisje (= 1 kamer en keuken in één en in een hoekje lagen de opgerolde slaapmatten en dekens), en er stond een klein marmeren potje. Ze lieten me de olifant zien. En ik kreeg het roze marmeren potje mee. 'My gift to you' zei de oudste. De moeder keek alles aan, met een mooie glimlach. 'U heeft prachtige kinderen', en dat was geen beleefheid. Het waren drie schitterende meisjes, met strakgekamde staartjes en keurige jurkjes. Ik kom daar dan als vreemde binnenwalsen en ik wordt behandeld als hoogbezoek. Terwijl ik toch niets te bieden heb dan wat vrolijkheid en contact met de kindjes. En dan krijg ik zomaar zoveel warmte terug. Het oudste meisje liet me de familiefoto zien: Papa, mama, de drie zusjes en het broertje. Die was er nu niet, die lag met koorts in het ziekenhuis. En terwijl ik naar de foto kijk realiseer ik me dat papa de man was die wij op straat waren tegengekomen. Die geld van Rashid gestolen had. Ik krijg een brok in mijn keel en realiseer me dit MOET een vergissing zijn. Dit is zo'n vriendelijk familie, hier zit geen greintje rottigheid in. Rashid roept me, we moeten gaan. Ik geef iedereen een snelle knuffel en met tranen stap ik in de auto. Wat een mooi begin van mijn laatste dag India. 'Are you sure they did not take anything from you?' zegt Rashid me als ik de deur dicht sla. Ik wordt intens verdrietig van deze opmerking en zeg m 'That i left with more than that I came with.' De rest van de rit terug zeg ik niets meer en realiseer me dat rijkdom in India je niet alleen macht brengt, maar ook achterdocht en paranoia. Ik moet toch maar uit de buurt blijven van deze man.

No comments:

Post a Comment