Saturday, 24 March 2012

Mijn laatste week

Mijn reis is bijna over. Nog 1 weekje. Bangladesh was bijzonder omdat het zo van het gebaande pad af was. De mensen waren waanzinnig gastvrij, vriendelijk en trots op hun land. Het was niet altijd makkelijk want alles in dit land was Bangladesh. Het eten, de hotels, de stranden. Maar er was elke dag wel iets dat een grote smile op mijn gezicht bracht. Een aardig iemand, een mooie treinreis, een sprookjes-achtig mooi dorp. Thee en koekjes bij een familie thuis.
Sri Lanka was heerlijk. Paradijselijk. Vakantie. Mooie mensen waarvan de uitdrukking makkelijk te begrijpen was. Heerlijke schone guesthouses waarvan uit ik zo in mijn flodderige jurkje het strand op kon lopen.
En dan is er India. Ik weet niet goed wat ik ervan moet maken. Gisteren landde ik in het zuiden en sliep in een buitenwijk van Chennai. Ik ging op zoek naar een ATM en realiseerde me dat er maar een woord mogelijk is voor dit land: verbazing.
Verbazing dat ik nog leef als ik de weg over ben gestoken. Er is ontzettend veel verkeer en je moet vooral niet de illusie hebben dat er iemand oppast op zijn mede-weggebruikers. De grootste weggebruikers (de bussen en vrachtwagens) zijn het brutaalst en de kwetsbaarsten (de fietsers en wandelaars) zijn het voorzichtigst.
Verbazing over de puber die met zijn os over straat wandelt. En een telefoongesprek voert met een moderne cellphone. Verbazing over de dikke Indier, en verbazing over de graatmageren die op straat slapen.
De hutjes van plastic en de sloppenwijken. En dan ineens een luxe appartementen-complex van 13 verdiepingen hoog, naast futuristisch uitziende gebouwen van glas.
Of tijdens een bustocht, in het desolate landsschap neens als een geglazuurde verjaardagstaart: een gigantisch roze universiteits complex.
Een winkeltje volgestooid met hooi, naast een winkeltje met nieuwe motoren.
En dan al dat afval. Overal dat plastic. Langs de kant van de weg. Vermengd met compost. Zo wordt hier al jaren vercomposteerd. Maar de geel, roze, blauwe plastic zakjes zijn er over 20 jaar nog. De eerste 30 cm aarde van India zal dan een merkwaardige plastic mix zijn.
En ik zie mensen vegen en schrobben. Hun eigen stoepje of veranda. Keurig netjes. En dan begint de rotzooi. Soms alleen wat plastic. En soms wonen mensen met hun schoongeveegde stoep zo op een een afvalbelt.
Ik begrijp gewoon niets van dit land. Zoveel groots, moois en duurs en zoveel intense armoede en rotzooi.
In cijfertjes is dit land misschien bezig uit de armoede-statistieken te kruipen, maar ik vind het verbazingwekkend (en beschamend)dat er naast al die protserige rijkdom nog steeds zoveel armoede is.

Friday, 23 March 2012

Op reis


Met heel charmant, het roze plakkertje er nog op. Maar het was wel weer 'ns tijd voor een tekening!

Monday, 19 March 2012

Thee

Na de chaos van India en de drukte van Bangladesh is Sri Lanka paradijselijk. Het is er lui en lekker. De zee dondert en de thee-plantages geven het land iets prettigs overzichtelijks. Als je in de heuvels van het ene stadje naar het andere stadje treint or bust komt er geen einde aan de velden thee. 'perched on a hill' zoals het zo mooi klinkt in het engels. In Haputale, een ghetto-achtig berg stadje trokken we de heuvels in op zoek naar een biologische thee-fabriek. We werden bij de grote Lipton thee-fabriek uit de bus gezet en liepen de 3 km. terug. We kwamen langs akkertjes (verse wortel gekregen, zo uit de grond!) en langs het schooltje waar tientallen kindjes in witte pakjes met blauwe stropdas ons nariepen en naliepen. (Het is makkelijk vrienden te maken in dit land.) En we liepen langs de thee-bosjes. Beschaamd. Want het was zo mooi, het uitzicht, het groen van de thee en de dames met een grote zak op hun rug gebonden . Ze plukten. Alleen de lichtgroene.Maar ik kreeg een vriendelijk hallo en een grote glimlach en de dames leken zich niet bewust van mijn ongemak. Rijke toerist krijgt een gelukzalig gevoel terwijl ze door de theevelden loopt en ziet hoe arme vrouwen zich de benen uit het lijf werken. En de rijke toerist voelt zich met terugwerkende kracht ook behoorlijk schuldig over het gemak waarmee ze haar thee koud laat worden en weggooit.
We werden ingehaald door een vrachtwagentje volgeladen met zakken blaadjes en bij de fabriek aangekomen zagen we dezelfde thee de stoffige fabriek binnengaan. Een grote donkere hal met oude machines en een paar rieten bezems. De thee wordt gedroogd, geschud, verhit en dan verdeeld in verschillende maten. In grote papieren bulkzakken wordt de thee geexporteerd en het is bijna niet te geloven dat dit de thee is die wij in ons kopje hangen. Blaadje voor blaadje geplukt. In emmers en wasteilen van ene machine naar de andere gebracht, alweer door een vrouw, een andere dame schudt de emmers leeg in weer een ander machine. De kleine blaadjes die door de mazen van de machine op de grond dwarrelen worden bij elkaar geveegd. Kostbare blaadjes.
Maar terwijl de meeste huizen in Sri Lanka mooie stenen huizen zijn, met bewerkte houten deuren, verandas en dakpannen op het dak zijn de huizen in deze buurt zijn klein en hebben golfplaten daken. Hier is het blaadje voor blaadje jezelf uit de armoede omhoog werken. Zodat je het blauwe stropdasje van je kindjes kunt betalen.

Friday, 16 March 2012

Zomaar een dag in Sri Lanka

Sri Lanka is heel toeristisch. Veel koppels komen voor een 10-daagse vakantie naar Sri Lanka en reizen rond in taxi-busjes, eten in dure toeristenrestaurants en de overheid heft dure entreeprijzen voor de mooiste attracties. Ik ben ook toerist maar ik houd niet zo van toeristenattracties en al helemaal niet van toeristen-restaurants. In het begin van mijn tijd in Sri Lanka vroeg ik mezelf dan ook af hoe ik mijn tijd door moest brengen. Meegaan in de toeristenstroom? Ik moest bijna wel want er zijn hier geen chaotische markten en het straatbeeld is schoon en overzichtelijk. Maar ik ben hier nu een tijdje en Sri Lanka is prachtig, het is schoon en groen. Het licht is prachtig en de groene bergen zijn indrukwekkend.
En ik loop gewoon wat rond. In Nuwara Eliya, een koel plaatsje hoog in de bergen zijn we gaan lopen. Het stadje uit. We kwamen langs huizen en al die huizen hadden een groente-tuintje. Een mevrouw dronk een kopje thee en ze vertelde ons dat de regering zaad uitdeelt zodat mensen hun eigen groentetuintje kunnen beginnen. “Willen jullie ook thee?” was de onvermijdelijke vraag voor ze vertelde dat haar eigen tuintje er en beetje in het slop geraakt was sinds het overlijden van haar vader. We liepen verder en ontmoette een politie-agent. Hij groeide aardappels en we kregen twee verse aardappels mee. Een hoek verder ontmoette we een groep kinderen en ze riepen ons naar het huis te komen kijken. Een meisje liep springend en gillend van plezier de betonnen trap op. Zo blij was zed at we de uitnodiging geaccepteerd hadden.
We werden op de bruin gebloemde bank gezet en kregen thee en crackers. De hele buurt liep uit en de papa van de familie, een reusachtige man, onthaalde ons. “Elephant” zei iedereen trots terwijl ze naar zijn grote buik wezen. Kennelijk is het in dit land een groot compliment om olifant genoemd te worden.
Er werd een maand oud babietje in mijn armen gelegd en we werden uitgenodig voor het diner.
En zo breng ik mijn dagen door in dit land. Met gesprekken over politiek, over groentetuintjes, over de electriciteisprijzen en de staat van de wegen. Het woord “oorlog” of “na de oorlog” valt regelmatig en de kinderen zijn altijd een dankbaar onderwerp. Ik heb al een paar keer bij families thuis gegeten, tintelend hete curries met groentes vers uit de grond.
Er waait altijd een zachte wind in dit land en de openheid van de mensen raakt me diep. Mooi land.

Ps de ‘we’ in dit verhaaltje ben ik, samen met de amerikaan. Soms komen wegen toch weer samen.

Tuesday, 13 March 2012

India

Alleen op reis vereist openheid, want anders is het eenzaam. Maar de korte gesprekken met volslagen vreemden zijn leuk en verrassend. Ik ontmoette een jonge Indiase in de bus. Ze had een flinke tattoo op haar arm. Dat zie je niet vaak bij jonge Indiase vrouwen. Samen zochten we naar de juiste bus. Ze kwam uit Mumbai en voor haar was Tamil Nadu (een provincie in het zuiden waar Tamil gesproken wordt en geen Hindi) net zo buitenlands als voor mij. Ik had een gesprek over een koe en haar kalf (10 dagen oud) en ik sprak met een Ierse pottenbakster. Ze smeerde factor 6 op mijn rug.
In een hotel aan de kust raakte ik aan de praat met de eigenaar. Hij had door een stomme fout mijn kamer weggeven en ik was geergerd; “Listen, I just split up with my boyfriend, and I was quite pleased with this little room I had.”Dat vond hij toch wel zielig voor me, en ik kreeg thee, een grote kamer met warm water en extra aandacht. Hij vertelde over zijn liefdesverdriet en over zijn dochters die bij hun Maman in Bruxelles woonden, en hoe hij ze mistte.
Hij was rijk, had een paar hotels, een paar restaurants (de populairste in town), bezat een waterbron en had de juiste politieke vriendjes. Hij nodigde mij en een Indiaas/Duits stel uit om te komen eten en te drinken in zijn restaurant. De drankflessen stonden verstopt onder tafel want hij had geen drankvergunning. Hij werd tipsy en de verhalen over rijk zijn in India werden steeds kleurrijker.
Zijn jongste broer had jarenlang in Amsterdam samengewoond met een nederlandse vrouw en in de keuken van een Ierse pub gewerkt. Een arme immigrant in Amsterdam, de jongste telg uit een rijke Indiase familie. Zijn broer had hem teruggehaald en een restaurant gegeven. Maar nu moest hij wel de kritiek en de hoon (“Pfff hij is een masseur, ja ja hij masseert blanke vrouwen…) van zijn oudste broer verduren. Maar de familiebanden in India zijn sterk en je doet wat je oudste je broer je opdraagt.
De hoteleigenaar was inmiddels dronken en wij aten verse vis, en zeiden niets. We luisterden. Kritiekloos. Want het was niet aan ons kritiek te geven die avond. Over de jongen die weed kwam brengen (een hele donkere Tamil) zei hij:” Hij mag hier alleen komen omdat hij de weed brengt, dat is de enige reden” en barstte in lachen uit. De jongen zat er bij en lachtte schaapachtig met ons mee. En zo kreeg iedereen wel een portie hoon te verduren. Zelfs ik. (“ You look like a roasted pig” (ik was verbrand). En hij lag buikwrijvend op een matras te lachen om zichzelf.
Het was een ontzettend gekke avond maar ik, en ook het stel, zat met klapperende oren te luisteren. En we konden aan iedereen om ons heen zien dat het respect dat ze opbrachten nodig was. Want hij is rijk, en machtig in dat kleine kustplaatsje. Dus je schikt je als je ‘lager’ bent. En misschien was dat een inkijkje in het kastensysteem van India. In het klassensysteem zeker. Dit is het deel van India waar je niets mee te maken wil hebben maar op een wonderlijke manier deed het mij ook tintelen toen ik onder de Indiase sterrenhemel terug naar het hotel liep.

Sunday, 11 March 2012

India

Ik schreef al eerder hier op de blog dat de Bengalen zo ontzettend behulpzaam waren. Nog voordat we in staat waren een hulpbehoevende blik te werpen was er al iemand die ons vroeg : "How can I help?". We hebben telefoonnummers van vreemden gekregen, en er waren aardige mensen die met ons mee liepen op zoek naar een hotel of een restaurant.

Mijn eerste dag in India had ik pasfoto's nodig voor mijn visa. Onder een afdakje zat een man naast een Xerox en naast een poster voor het maken van pasfoto's. Ik vroeg hem waar ik zijn moest, en hij wuifde met zijn hand. Een andere mijnheer staat op dat moment op en begint in de richting van de wuivende hand te lopen. Ik loop er achteraan. Hij loopt verder het woonerf op en net toen ik dacht:" jeetje dit had ik alleen nooit gevonden." parkeert hij zich zelf in een afgelegen hoek en maakt zich klaar om te pissen.
Ik draai me snel om, mijn hoofd knalrood, en loop zo hard mogelijk, maar een soort van 'coolness' weg. Dit is India, en niet Bangladesh. Lesje geleerd.

Saturday, 3 March 2012

De eerste periode in India had ik vaak het gevoel in een roman van Salman Rushdie beland te zijn. De chaos van de steden, de trappenhuizen en achter elke deur een hotel, schooltje of een kantoortje. En op het dak dan ineens een toilet en een 'badkamer'. En als ik dan nog eens goed om me heen keek zag je dat weggepropt op dat dak ook nog een paar families woonden. Met een seniele oma of een gokverslaafde oom, zo stelde ik me dan voor. Een nacht, we sliepen in een hotel 5 hoog achter aan een galerij werden we wakker van een intens schreeuwende man. Een gek, een dronkelap. Ik weet het niet. Maar het pastte perfect in mijn beeld van India.

Maar mijn eerste dag terug in India had ik het gevoel in een foto van Jan Banning beland te zijn. Ik had ontdekt dat mijn visa maar tot 27 maart liep, en mijn ticket uit India is op 28 maart. Ik speelde nog even met de gedachte om op 28 maart de domme onschuldige toerist te spelen maar toen iemand het woord 'Visa Violation' gebruikte heb ik snel mijn kop uit het zand getrokken en zo zat ik om half tien bij Foreign Regional Registration Office. Dat pas op half 11 open ging. Ik stak de drukke 4-baans weg over (vluchtheuvel in het midden) en dronk koffie.

Om half 11 was ik terug en meldde me bij mannetje I. Het was een kantoor met een mooie houten deur in het midden, een grote archiefkast links en een grote archiefkast rechhtts.van de deur. Achter de deur nog een kantoor en voor de deur 4 mannen achter hun typemachines en faxen.
Mannetje I vertelde me te wachten op mannetje II, die later zou komen. Ik wachtte. Mannetje II vertelde me te wachten op de chief, die later zou komen.
Ik ging weer de 4-baans weg over en dronk koffie en anderhalf uur later zat ik bij de chief. Die had binnen 30 seconden besloten dat er geen enkel probleem was en hij krabbelde iets op een klein briefje. Terug naar Mannetje II.
Hij wilde een kopie van mijn paspoort (check!) en een kopie van mijn ticket (check!) en een kopie van mijn visa. Die had ik niet dus weer de weg over op zoek naar een 'Xerox'. (kopieer-machine)
Tom Waits verteld op een van zijn platen dat muzikanten nooit buiten muziek opnemen omdat ze bang zijn dat een haan op het verkeerde moment kraait. " Daar hoef je helemaal niet bang voor te zijn" zegt ie, " Een haan zal precies op het juiste moment kraaien." Daar moest ik steeds aan denken bij het oversteken. Want oversteken in India is nogal een klus, maar elke keer als ik weer naar de overkant moest was het verkeer even stil. En hup hup hup kon ik zonder enkel probleem naar de overkant.
Ik heb die dag nog 4 x de weg overgestoken maar elke keer had ik het geluk van een lege 4-baans weg!

Toen al mijn kopieen in orde waren zei Mannetje II me de volgende dag terug te komen. Ik vloog de volgende dag naar het zuiden! Ik gaf een zielige blik en zei ferm dat dat echt niet ging lukken. Vervolgens heb ik daar nog uren gezeten. Mannetje III knoopte tergend langzaam files bij elkaar. Af en toe ging de deur naar het kantoor open en dan had ik zicht op een vrouw die met haar ogen dicht achter haar bureau zat. Aan het einde van de middag moest ik naar de accountants, om te betalen. Dat waren 9 accountants. 8 mannen, 1 vrouw. Zij ging door al mijn papieren, keek moeilijk, ging nog 9 keer door mijn papieren, bleef moeilijk kijken en had een discussie met Mannetje IV, die met me meegelopen was. Een dikke accountant controleerde alle nummers op mijn biljetten en na 35 minuten kreeg ik een bonnetje dat ik betaald had. Al die tijd had ik naar de accountants gekeken. Niemand heeft gedurende die 35 minuten iets gedaan. Ze lummelde, kletsten, wiebelde op hun stoel, liepen rond. Een man voerde een telefoongesprek.
Terug naar Mannetje II. Hij stempelde mijn paspoort en riep mannetje V. Die liep weg met mijn paspoort en ging naar buiten naar de kopieer-shop.


Hierna af mannetje II mijn paspoort en ik had 3 dagen verlenging! Gelukt! In eene dag! En nu naar de kapper! Het is tenslotte uit met mijn vriendje, ik enik wil een stuk van mijn aa har af!

Thursday, 1 March 2012

Bangladesh, de laatste dag

De trein boemelt in een heel langzaam tempo richting India. Ik kijk naar buiten, naar de weggetjes, de fietsen en de gekleurde vrachtwagens. Dit groen, bruine land.
En ik kijk naar de rijstvelden. Het is het droge seizoen en dus eigenlijk kan de rijst helemaal niet groeien maar er staan overal grote pompen in het midden van de velden en die pompen grondwater op om het land te irrigeren. Er is ook veel rijst nodig om de bevolking van dit dichtbevolkte land te voeden. Maar de grijze klei van Bangladesh bevat arsenicum. Kleine hoeveelheden, maar toch. Door het oppompen van het water vergiftigt het water met de arsenicum de rijst. En de rijst vergiftigt de bevolking van Bangladesh. Daar gaat wel 20 tot 30 jaar overheen, maar dan kun je heel ziek worden, en uiteindelijk sterf je. Dus al die pompen die water uitspuiten, het maakt me wel verdrietig. Al die mooie aardige mensen in dit land. Ik hoop dat dit land een stapje maakt, een stapje richting rijkdom en weg van de intense armoede.
Mooi land.